Daar stond Tim dan, met knuffel en koffer op het spoor. Gewoon de rails volgen, dan kom ik er vanzelf wel dacht hij. Tim was er al een tijdje naar op zoek en nu wist hij eindelijk hoe hij er moest komen.
Hemel, een mooie plek waar het beter is dan op aarde dat wist hij zeker. In de hemel is iedereen gelukkig en doet niemand elkaar pijn, tenminste dat is wat mama hem had verteld.
Tim had vandaag besloten dat hij zeker weten naar de hemel wilde. Thuis wilde hij niet langer blijven, daar deed het teveel ‘au’. Papa die altijd maar drinkt uit die rare flesjes en dan opeens heel gek gaat doen, Tim begreep er niets van. Na twee flesjes was papa nog wel grappig, dan gingen hij en Tim soms nog dansen en spelletjes spelen. Maar zodra papa meer flesjes op had werd het minder leuk. Papa begon te schreeuwen en werd boos om alles. Dan begon papa opeens met zijn armen en benen te zwaaien. Eerst dacht Tim dat het een dansje was, maar soms lag mama opeens huilend op de vloer. Het dansje van papa had haar pijn gedaan. Blauwe plekken kreeg mama vooral en soms wel een bloedlip. Mama had erg veel ‘au’. Een keer wilde Tim mama helpen, maar daarna durfde hij dat nooit meer. De dag dat hij mama wilde helpen, had papa hem van de trap af geduwd en toen moest Tim naar het ziekenhuis. De dokters hadden Tim beter gemaakt en gips om zijn been heen gedaan. Een gebroken been herinnerde Tim zich, dat had hij gekregen van het dansje van papa. Vanaf dat moment zei mama tegen Tim: ‘je blijft voortaan op afstand en gaat naar je kamer’. Maar Tim luisterde niet. Elke avond als papa weer flesjes op had en begon met zijn dansje keek Tim om de hoek wat papa met mama deed. Als papa na afloop weg was, pakte Tim een doekje en depte mama’s wondjes droog. Daarna pakte hij een boterham en gaf haar stukjes brood en een glaasje water. Zo zaten ze daar soms de rest van de avond. Mama zei altijd: ‘het komt wel goed, wacht maar’. Maar het kwam niet goed. Papa deed zo vaak zijn dansjes dat mama steeds minder op mama begon te lijken. Tim wist dat het mama was, maar ze zag er soms zo anders uit… zo anders van kleur ook.
Op een dag kwam mama naar Tim toe en zei: ‘ik hou van je, maar ik moet gaan’. Tim begreep er niets van en zei: ‘waar ga je heen mama?’ Zijn moeder gaf hem een liefdevolle glimlach en antwoordde daarop, de Hemel. Dat was de laatste keer dat Tim mama zag.
De dag erna hoorde Tim van papa, dat mama op de treinrails was blijven staan en zo de trein had genomen. Tim vroeg of ze zo naar de hemel was gegaan en papa zei van wel. Daarom stond Tim nu ook op het spoor. Gewoon blijven staan en wachten tot er een trein komt, dan kom ik bij de hemel dat wist hij zeker. Zo was mama er tenslotte ook gekomen…